In de Oude Kerk
Sopraan
Alt Jan Kullmann
Tenor Joost van der Linden
Bas Peter Scheele
Voorganger ds. Taco Smit
Dirigent Mark Tempelaars
Orgel Leander van den Bos
m.m.v. Oude Kerk Bachkoor en -orkest




Op 21 mei 1724, tijdens de zondagsdienst in Leipzig, weerklonk een scherpe, onheilspellende toon door de kerk. Het was geen geruststellend begin, geen lofzang, maar een dreiging. Bach begon zijn cantate BWV 44 – “Sie werden euch in den Bann tun” met een direct citaat van Jezus uit het Evangelie van Johannes: “Ze zullen u uit de synagoge werpen.” Het was een waarschuwing – hard, confronterend – maar juist daarom des te krachtiger.
Bach koos ervoor om deze woorden niet alleen door een solist te laten zingen, maar liet ze eerst door een duet van tenor en bas klinken, als een collectieve profetie. Meteen daarna barstte het koor los in een dramatische fuga: een muzikale storm, waarin vervolging en lijden tastbaar werden. Je hoorde haast de voeten van de vervolgers naderen, het onrecht in beweging gezet.
De rest van de cantate beweegt tussen angst en vertrouwen. In een recitatief overpeinst de tenor het lot van de gelovige: wie trouw blijft aan Christus, zal lijden moeten dragen. Toch is er ook hoop. De altaria, begeleid door warme strijkers, roept op tot geduld en rust: “Es ist und bleibt der Christen Trost.” – Het is en blijft de troost van de christenen.
In het slotkoraal klinkt de stem van overgave: ondanks de vijand, ondanks de angst, zal Gods wil geschieden. “In deine Hände sei Anfang und Ende” – een gebed om vertrouwen, om loslaten, om vrede te vinden midden in de strijd.
BWV 44 is een cantate zonder opsmuk. Het is een van Bachs rauwste werken – confronterend en eerlijk. Geen makkelijke troost, maar een die ontstaat in het diepst van de beproeving. Want juist daar, in de dreiging, klinkt de zekerheid van Gods trouw het helderst.