in de Oude Kerk

Sopraan                        

Alt                                Jan Kullmann

Tenor                           Joost van der Linden

Bas                              Peter Scheele

Voorganger                 ds. Taco Smit

Dirigent                       Mark Tempelaars

Orgel                           Leander van den Bos

m.m.v. Oude Kerk Bachkoor en -orkest 

Op een herfstige zondag in Leipzig, op 5 november 1724, klonken de eerste maten van een nieuwe cantate van Johann Sebastian Bach: “Mache dich, mein Geist, bereit”. De boodschap was duidelijk: wees waakzaam, wees voorbereid – want niemand weet het uur waarop het oordeel komt. Met deze cantate bracht Bach een muzikale wake-up call, gecomponeerd voor de 22e zondag na Trinitatis.

Bach begon met een plechtig openingskoor dat de luisteraars direct opriep hun geest gereed te maken. Als een soort geestelijke wekker klonken de stemmen van het koor over de gemeente heen, gedragen door een rijke instrumentale begeleiding. In het bijbelverhaal van die zondag stond de gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht centraal – een waarschuwing dat vergeving en waakzaamheid hand in hand gaan.

In de delen die volgden, kreeg die boodschap een persoonlijker karakter. De alt waarschuwde in een recitatief de slaperige ziel, en de sopraan zong zacht maar dringend over het belang van bidden. Bach liet de traverso hier schitteren in een lichtvoetige begeleiding, alsof het gebed zelf al fluisterend werd gehoord.

Later nam de bas het woord in een recitatief over het graf dat niet slaapt, gevolgd door een ontroerende altaria waarin een gebed wordt gericht aan de trouwe wachter der zielen – een intiem moment van vertrouwen en overgave.

De cantate eindigde zoals zoveel van Bachs werken: met een stevig koraal, waarin de gemeenschap samen de les bezegelt. “Drum so laßt uns immerdar wachsam, betend sein fürwahr” – laten we dus altijd waakzaam en biddend blijven.

Met BWV 115 schreef Bach geen theatrale waarschuwing, maar een subtiele uitnodiging tot bezinning. De cantate beweegt tussen wakker schudden en zacht troosten – precies zoals het geloof zelf vaak doet.